-
1 perdre
perdre [perdr]2 afnemen ⇒ verminderen, zwakker worden♦voorbeelden:y perdre • erop achteruitgaanperdre sur une marchandise • verlies lijden op een artikelII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verliezen ⇒ kwijtraken, erbij inschieten2 verspillen ⇒ verknoeien, verspelen3 ruïneren ⇒ te gronde richten, in zijn goede naam aantasten♦voorbeelden:sans perdre une syllabe • zonder ook maar één woord te missenn'avoir rien à perdre, mais tout à gagner • nee heb je, ja kun je krijgentu ne le connais pas? tu n'y perds rien • ken je hem niet? daar mis je niets aanperdre de vue • uit het oog verliezen2 vous ne perdez rien pour attendre! • u komt heus nog wel aan uw trekken!vous n'auriez pas un instant à perdre? • hebt u niet een ogenblikje voor me?♦voorbeelden:v1) verliezen2) afnemen, zwakker worden3) lekken4) vloeien [vrouw]5) kwijtraken6) verspillen7) ruïneren -
2 slaap
♦voorbeelden:een diepe slaap • un sommeil profondeen lichte slaap hebben • avoir le sommeil légereen onrustige slaap • un sommeil agitéslaap hebben • avoir sommeiliemand uit de slaap houden • empêcher qn. de dormirde slaap niet kunnen vatten • ne pas arriver à s'endormirvechten tegen de slaap • lutter contre le sommeilin slaap sukkelen • s'assoupir〈 eufemistisch〉 iemand in slaap brengen • endormir qn.een kind in slaap wiegen • bercer un enfant pour l'endormirzijn geweten in slaap sussen, wiegen • endormir sa conscienceover zijn slaap heen zijn • ne plus avoir sommeiluit zijn slaap opschrikken • se réveiller en sursautomvallen van de slaap • tomber de sommeilzware ogen hebben van de slaap • avoir les yeux lourds de sommeil -
3 band
band1〈de〉 〈 muziek〉————————band2I 〈de〉1 [strook stof] bande 〈v.〉 ⇒ 〈 klein〉 bandelette 〈v.〉 ⇒ 〈 ter omsluiting〉 bandeau 〈m.〉 ⇒ 〈 smal〉 ruban 〈m.〉3 [magneetband] bande (magnétique)♦voorbeelden:iets op de band opnemen • enregistrer qc. sur bandeaan de band staan • travailler à la chaîne¶ iemand aan banden leggen • brider qn.door de band • habituellementuit de band springen • 〈 zich tuchteloos gedragen〉 faire des écarts (de conduite); 〈 zich laten gaan〉 faire les quatre cents coupsII 〈 het〉1 [lintvormig weefsel] ruban -
4 schot
♦voorbeelden:ze kreeg een schot in het been • elle a reçu une balle dans la jambeeen schot op goal • un tir au buter zit geen schot in het werk • le travail n'avance pasiemand onder schot hebben • coucher qn. en joue(adressé à qn.) -
5 schot
I 〈 het〉2 [met betrekking tot balspel] shot3 [bereik] range4 [voortgang] movement♦voorbeelden:1 ik hoorde een schot • I heard a shot/gunshoter viel/klonk een schot • there was a shot, a shot rang outeen schot voor de boeg • 〈 ook figuurlijk〉 a shot across the bows, a warning shotiemand/iets onder schot hebben • have something/someone within rangeonder schot houden/nemen • keep covered, cover4 schot brengen in een zaak • get things moving/goinger komt/zit schot in de zaak • things are beginning to get going/to move1 [inwoner van Schotland] Scot♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский